Terug naar de startpagina |
Vaderlandsche Club 1929 opgericht: een Nederlandse club die niets van de nationalistische beweging moest hebben en traditioneel, conservatief was ingesteld. Zie ook: Politieke Bewegingen en Partijen in de 20e eeuw en De Indische NSB. |
Valckenier, Adriaan 1695-1751
Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij. |
Valentijn,
François (1666-1727), bekend vanwege zijn encyclopedisch
standaardwerk "Oud en Nieuw Oost-Indiën".
Na een opleiding in Nederland bereikte hij in 1686 als dominee zijn standplaats Ambon. Tevens verbleef hij een jaar op Banda. In 1695 keerde Valentijn terug in Nederland en vestigde zich in Dordrecht. In 1705 was hij terug in Batavia en werkte in 1706 als veldprediker in Oost-Java. In 1707 ging hij alsnog naar Ambon. Zijn beroeping op Ternate weigerde hij echter en kwam daarom in 1714 terug in Dordrecht. In 1726 verhuisde Valentijn naar Den Haag, waar hij in 1727 overleed. Vanaf 1689 vertaalde hij de Bijbel in het laag-Maleis. Het werk werd niet gedrukt, want de voorkeur ging uit naar een hoog-Maleise versie. Toen Valentijn kwam met een 'hoger'-Maleise versie werd ook deze niet gedrukt. Er was weerstand ontstaan omdat men overtuigd was, dat zijn vertalingen niet origineel waren. Erkenning heeft hij wel gekregen voor zijn standaardwerk "Oud en Nieuw Oost-Indiën" met beschrijvingen over alle gebieden in Azië waar de VOC zijn gezag uitoefende. Het verscheen in vijf delen met 4800 bladzijden in de jaren 1724-1726: het resultaat heeft hij nog voor zijn dood kunnen inzien. Pas in de jaren 2002-2004 is er een complete herdruk verschenen in acht banden met 5144 pagina's. Dit grote werk werd geroemd vanwege zijn plaatsbeschrijvingen, vele platen, portretten, kaarten en plattegronden, maar vooral vanwege de grote historische waarde.
François Valentijn |
Van Imhoff, schip
van de KPM,
dat 19 januari 1942 ten zuiden van Nias getroffen werd door een Japanse
vliegtuigbom, terwijl het op weg was naar Brits-Indië met Duitse
geïnterneerden.
Zie verder: Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. |
Vanille-cultuur De plant werd in 1819 vanuit Midden-Amerika naar Java overgebracht en pas tussen 1840 en 1850 in cultuur genomen. De vanillestokjes zijn de vruchten van een orchidee. Vlak voor het geheel rijp zijn werden de vruchten geplukt waarna, na een lange bereiding in diverse vormen, zich kristallen vanille vormden op de stokjes. Weinig Europese landbouwondernemingen hebben zich in Indië bezig gehouden met vanille, en dan alleen nog als bijcultuur. |
Vasco da Gama
(1469-1524)
Portugese zeevaarder, die in 1498 als eerste Europeaan India bereikte. Zie verder: Portugezen |
Vendutie Vanwege de vele verhuizingen van de Nederlanders in Indië door overplaatsing naar elders werden regelmatig verkopen gehouden van inboedels. Vóór de verkoopdag werd een 'kijkdag' georganiseerd. Terwijl in Indië het woord 'vendutie' gebezigd werd, was de gebruikelijke term voor deze gebeurtenis in Nederland 'vendu'. |
Verdrag van Boengaja van VOC-admiraal Speelman en de Boeginese prins Aroeng Palakka met de sultan Hasanoeddin van Gowa in 1667 (Makassar, Celebes). De sultan van Gowa gaf zich uiteindelijk in 1669 over aan VOC. |
Verdrag van Giyanti 1755: Mataram werd in tweeën gesplitst: zo ontstonden de vorstenlanden Djokjakarta en Soerakarta |
Verdrag van Saragossa 1529. Zie bij Grensbepaling van Nederlands-Indië. |
Verenigde Staten van Indonesië per 27 december 1949 na de soevereiniteitsoverdracht. Federatie van de Republiek Indonesië met daarnaast 15 'autonome' deelstaten. In 1950 voegde Soekarno dit samen tot de eenheidsstaat. Alleen op de Molukken kwam hiertegen echt verzet. Zie ook Islamitische Opstanden. |
Verraad van Lombok zie Lombok |
Vervoort, Hans; (geb. 1939) lit. "Zwarte rijst", "Van onder de koperen ploert", en de biografie "Sicco Roorda van Eysinga" |
Verzuiling Een verzuiling door religieuze achtergronden heeft in Nederlands-Indië nooit bestaan, zoals dit wel het geval in Nederland was. Wel was er onder Europeanen een sterke maatschappelijke verzuiling. |
Veth, Bas
(1860-1922) lit.
Zijn boek "Het leven in Nederlandsch-Indië" (1900) maakte veel los! Nooit eerder was een schrijver zo negatief over alles wat met Nederlands-Indië had te maken. Dus niet verwonderlijk dat de stroom van reacties niet mals was! |
Veth,
Pieter Johannes (1814-1895)
Hij was een zeer veelzijdig wetenschapper (oosterse talenkenner, theoloog, letterkundige), en als Indië-kenner gaf hij de toon aan in de beeldvorming in Nederland over Nederlands-Indië in de 19e eeuw. Hij was de ontdekker van Multatuli, die over hem schreef: "Wie niet verbaasd staat over de kennis van professor Veth heeft geen verstand van kennis." Als liberaal keerde hij zich rond 1848 al af van het Cultuurstelsel en had ideeën over de opvoeding van het Indische volk middels onderwijs, welke pas veel later (gedeeltelijk) zouden worden uitgevoerd. Door tevens de Nederlanders in Europa goede voorlichting te geven over Nederlands-Indië wilde hij de banden tussen de beide delen van het Koninkrijk versterken. Hij was één van de oprichters van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in 1851, medeoprichter van het Indisch Genootschap en voorzitter van het in 1873 opgerichte Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, dat expedities uitvoerde in de nog grotendeels onbekende Buitengewesten. In 1882 verscheen zijn encyclopedisch werk "Java, Geografisch, Ethnografisch, Historisch" In 1883 had hij een groot aandeel in het koloniale deel van de grote Wereldtentoonstelling die in Amsterdam werd gehouden en bijna twee miljoen (!) bezoekers trok. En toch: .... hij is nooit in Nederlands-Indië geweest. |
Visman, F.H., zie Commissie Visman. |
Vlagincident
Soerabaja 19 september 1945 Een kenmerkend incident deed zich in
Soerabaja voor: op het Oranje Hotel was op 19 september 1945 de
Nederlandse driekleur aan een mast op een toren bevestigd door
V.W.Ch.Ploegman (voorman van het vooroorlogse Indo Europees
Verbond),
volgens Indonesische bronnen. Nederlandse bronnen noemen vaandrig J.
Lansdorp (van een RAPWI-team) en Jack Boer (die voor de oorlog bij de BPM
werkte en een ex-geïnterneerde was). Volgens sommigen was de vlag de avond er
voor reeds bevestigd, maar toen nog niet ontdekt.
In de loop van de ochtend begon zich een groot aantal mensen te verzamelen voor het hotel, en raakten Nederlandse en Indonesische jongeren met elkaar slaags. Pemoeda's bereikten de vlag, scheurden het blauwe deel er af, en hezen de roodwitte vlag. Bij de schermutselingen raakte Ploegman ernstig gewond en overleed een paar dagen later; ook een aantal Indonesische jongeren hebben het gebeuren niet overleefd. De rust keerde weer door optreden van de Japanners en (volgens bepaalde bronnen) van resident Soedirman. Zie ook: Bersiap. |
Vleuten, J.M.van directeur Binnenlands Bestuur, 1885-1889 |
Vloekzang, de laatste dag der Hollanders op Java door Sentot. Gedicht, geschreven door Sentot, pseudoniem voor Sicco Roorda van Eysinga. Volledige tekst: klik op Vloekzang |
Vlootwet 1922-1924 zie Marine in de 20e eeuw. |
VOC-Aandelen
Beurshandel bestond al honderden jaren in Amsterdam. Vanaf de oprichting
van de VOC in 1602 ontstond het fenomeen waarbij particulieren voor
langere tijd deelnamen in het bedrijfskapitaal en kwam er in Amsterdam een
aandelenbeurs.
Particulieren kochten aandelen VOC, en reeds voordat het eerste schip vertrok werden deze op de beurs verhandeld, waardoor de VOC het eerste 'beursgenoteerde' bedrijf ter wereld werd. Belangrijke ontwikkelingen in de aanloop hiertoe waren:
In 1594 ontstond de Compagnie van Verre: behalve kapitaal van de oprichters was er kapitaal van investeerders en ontstond een vennootschap van aandeelhouders met de bewindhebbers als gevolmachtigde bestuurders, die persoonlijk niet aansprakelijk waren voor eventuele verliezen. Alle Voorcompagnieën waren als zodanig georganiseerd: nog steeds werden met de aandeelhouders (participanten) afgerekend nà één reis en hadden de bewindhebbers dus nog niet de beschikking over een permanent aandelenkapitaal. Wel was er de mogelijkheid tot tussentijdse aandelenhandel en kwam er een strikte scheiding tussen de kapitaalverschaffers en de gevolmachtigde bestuurders. Tevens zien we een samenvoeging van rederij en handelsonderneming. In 1602 volgde de oprichting van de VOC: de eerste aandeelhouders legden in voor de duur van tien jaar: in 1612 zou de rekening worden opgemaakt. In 1602 werd in korte tijd voor ruim 6,4 miljoen gulden ingeschreven door 1143 personen:
Door de strijd tegen de Portugezen (Mozambique, Goa, Molukken) en de opbouw van een nieuwe infrastructuur kon er geen dividend worden uitgekeerd na terugkeer van de eerste VOC-vloot. De aandeelhouders namen genoegen met een rentevergoeding over het ingelegde kapitaal. Pas in 1610 werd voor 't eerst dividend uitgekeerd, grotendeels in natura, vooral foelie en peper. Ook later werd af en toe, in financieel krappe tijden, de betaling in natura uitgekeerd. In 1612 volgde de eindafrekening van de eerste 10 jaar. In de tweede periode (1612-1623) kregen de aandeelhouders de toezegging dat ze meer invloed kregen op het beleid en inzage in de financiën. De dividenduitkering was tot 1623 ca. 10% gemiddeld per jaar. Hierna is er regelmatig jaarlijks dividend uitgekeerd tot aan het einde van de VOC, behalve in de jaren 1673-1685. Over de hele VOC-periode 1602-1796 kwam het dividend gemiddeld op 18,5% per jaar. Op de beurs was de handel in aandelen mogelijk door tussenkomst van beëdigde makelaars, en werd de transactie vastgelegd op een VOC-kantoor onder toezicht van een boekhouder en een bewindhebber. De koers van de aandelen ging, net als nu, op en neer met de speculaties over politieke en economische ontwikkelingen. Naast de handel in aandelen kon men op de beurs ook terecht voor termijnhandel en handel in opties. Het Beursgebouw aan het Rokin kwam in 1611 in gebruik; het door Hendrick de Keyser ontworpen gebouw lag over de Amstel. In 1829 werd het complex gesloopt. De VOC was de eerste multinational: actief in drie werelddelen en werkend met kapitaal dat behalve uit de Lage Landen ook uit de rest van Europa kwam. Zie ook: VOC-Boekhouding |
Begin 17e eeuw: 3 machtige rijken in de archipel:
Naarmate het belang van specerijen afnam ten gunste van handel in peper, textiel, koffie, thee, werd Java belangrijker. |
VOC-Beschrijving Zie: Pieter van Dam |
VOC-Bevoegdheden en Relatie met de Republiek
De Republiek der 7 Verenigde Nederlanden:
|
VOC-Bewindhebbers, zie Bewindhebbers. |
VOC-Boekhouding De aandeelhouders in Nederland verwachtten dat alle winsten onmiddellijk zouden worden uitgekeerd, als een uit Indië teruggekeerde vloot was binnengelopen: zo werd elke expeditie beschouwd als een aparte handelsonderneming. Onder dit systeem was het onmogelijk om reservefondsen op te bouwen. Dit probleem werd ondervangen door een algehele scheiding van de boekhouding van de Compagnie in Holland van die van de vertegenwoordigers in Indië, zodat grote sommen geld in Indië bleven voor de uitbreiding van de organisatie. Bovendien werd het geld niet meer voor één expeditie ingelegd maar voor een periode van tien jaar, zodat de VOC niet een gelegenheidsonderneming werd maar zo kon uitgroeien tot een duurzaam bedrijf. Zie ook: VOC-Aandelen |
VOC-Carrière
In onderstaande is gekeken naar de carrières van de Gouverneurs-generaal
die in de VOC-periode zijn benoemd.
Eén categorie van aankomende Gouverneurs-generaal volgde een andere lijn: zij die een rechtenstudie in Nederland achter de rug hadden, kwamen bij en in de Raad van Justitie, waarna benoeming in de Raad van Indië volgde. Dat men in Indië bij de VOC kon opklimmen van onder af blijkt wel uit het feit dat van de 32 door de VOC benoemde Gouverneurs-generaal er liefst 13 in Indië aankwamen in rangen onder die van onderkoopman (soldaat, matroos, assistent). Het einde van de functie van de 32 Gouverneurs-generaal (eigenlijk 31: J.P.Coen was twee keer GG):
Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij , Gouverneurs-generaal en hun leeftijd in functie en Gouverneurs-generaal: hun komen en hun gaan. |
VOC-Cartografie zie Cartografie |
VOC-Corruptie In de 18e eeuw nam de corruptie een grote omvang: vertegenwoordigers van de VOC wisten zich te verrijken, b.v. door als tussenhandelaar tussen Compagnie en inheemse kooplieden op te treden, door het innen van percentages van de door de VOC aan de bevolking opgelegde leveranties, door privé handel te drijven naast de Compagniehandel. Zie ook Morshandel. |
VOC-Financiering
|
VOC-Handel Vanaf vrijwel het ontstaan van de VOC was men het er over eens, dat de inter-Aziatische handel de grote winsten moest brengen en niet de handel met Europa.
Bestellingen ("eis") van goederen door de bewindhebbers in Nederland konden pas na ca. twee jaar in Europa worden verwacht. Hieronder een voorbeeld, dat laat zien dat de Inter-Aziatische handel niet een simpel halen en brengen was:
|
VOC-Locaties
De VOC had vele locaties: in de Indische Archipel, in het Westerkwartier (ten westen van Malakka) en Oosterkwartier (ten oosten van Malakka). Hieronder staan de gebieden, volgens VOC-indeling. Elk gebied wordt apart beschreven met de belangrijkste vestigingen en de belangrijkste reden van aanwezigheid aldaar, zo mogelijk met benoeming van jaartallen en vestingwerken.
|
VOC-Navigatie zie: Navigatie. |
VOC-Octrooi
van 1602.
De Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden verleende aan de VOC een octrooi om ten oosten van de Kaap actief te zijn, gepaard gaande met een aantal privileges. Hieronder de inhoud van de belangrijkste artikelen. De artikelnummers zijn voor de overzichtelijkheid in de 19e eeuw toegevoegd, daar deze niet in het origineel voorkwamen.
Reinier Adriaansz. Pauw, de eerste president van de VOC.
|
VOC-Oostindisch Huis zie Oostindisch Huis |
VOC-Opperbewindhebber, zie bij Opperbewindhebber. |
VOC-Oprichting 20 maart 1602 verleende de Staten-Generaal octrooi aan de VOC, vooral dankzij de inspanningen van Johan van Oldebarneveldt. De VOC was een samenballing van krachten die voorheen versnipperd werden door de vele aparte compagnieën. Dit octrooi gaf de VOC voor 21 jaar het alleenrecht op Nederlandse handel ten oosten van Kaap de Goede Hoop, en ten westen van de Straat Magallaan (Magalhaes). Het octrooi werd steeds verlengd tot de opheffing van de VOC in 1799. Bij elke octrooiverlenging werd er tussen de VOC en de Republiek stevig onderhandeld, waarbij verrekening en afsluiting plaatsvond van de wederzijdse openstaande rekeningen. In de aanloop naar het akkoord van 1602 waren de artikelen in drie groepen verdeeld:
Zie ook: Vóórcompagniën en VOC-Octrooi |
VOC-Organisatie Het bestuur in de Republiek werd gevormd door het totaal der Bewindhebbers (initiatiefnemers) van de Zes kamers of kantoren; zij rustten de schepen uit. Het bestuur bestond aanvankelijk uit 73 leden, later uit 60 leden. Bewindhebbers werden 'voor het leven' benoemd. Bij de verlenging van het VOC-octrooi in 1623 werd dit teruggebracht naar drie jaar, doch in de praktijk veranderde er weinig, want ze werden toch steeds herkozen. Participanten brachten hun geld bij de Hoofdparticipanten in. Uit deze laatsten werden de nieuwe Bewindhebbers geloot.
Dagelijks bestuur in de Republiek: de Heeren XVII: zij werden door en uit de bewindhebbers gekozen:
Zittingen van de Heeren XVII:
In Nederlands werden de Heeren XVII bijgestaan door de commissie "Haags Besogne". Behartiging van de zaken ter plekke was eerst in handen van de admiraals der vloten, doch al snel was er behoefte aan een vaste Gouverneur-generaal; Pieter Both was de eerste in deze functie, in 1609. Hoofdbestuur in Indië wordt gevormd door de Gouverneur-generaal, bijgestaan door de Raad van Indië met ordinaire (4 tot 6 man) en extra- ordinaire (2 tot 4 man) raden, die samen de 'hoge regering' vormden. In handelszaken werd de Gouverneur-generaal bijgestaan door de directeur-generaal, die tevens 1e lid van de Raad van Indië was.
In feite was de VOC de eerste multinational, met belangen van de Kaap tot Japan; zo had de VOC in 1780 een personeelsbestand van ca. 25.000 mensen. Zie ook: Oostindisch Huis |
VOC-Politiek Tot circa 1660 was de VOC vooral een handelsmacht; maar langzamerhand wordt het begrip territoriale macht een realiteit: Molukken, Makassar, Java (Banten en Mataram), Ceylon, Zuid-Afrika. Die territoriale macht was lange tijd bepaald door de allianties met de vorsten. Pas in de 19e eeuw gaat men op Java over tot het opleggen van maatregelen t.o.v. de vorsten en wordt de macht compleet. Als hèt moment van de hegemonie wordt wel gezien wanneer de plaatselijke boepati's door tribuutbetaling Batavia erkennen als leenheer. |
VOC-Rechtspraak zie Rechtspraak |
VOC-Republiek
en hun wederzijdse financiële binding.
Grote geldstromen gingen van de VOC naar de Republiek, en andersom:
Bij de verlenging van het octrooi werden dergelijke zaken verrekend, en dat was pas na jaren. In de 17e eeuw was de Republiek financieel meer afhankelijk van de VOC, in de loop van de 18e eeuw was de situatie andersom. Tegen het einde van de 4e Engelse Oorlog (1783) vroeg de VOC zelfs subsidie aan:
Zie ook: VOC-Octrooi |
VOC-Scheepsbemanning
Op de VOC-Schepen waren de functies van de
bemanning duidelijk verdeeld. Hieronder de belangrijkste:
Daarnaast bevonden er zich militairen zich aan boord, meestal ca. 30% van het totaal aantal mensen aan boord, die onder commando stonden van een sergeant. De militairen hadden aan boord een assisterende functie, en konden in geval van nood bijspringen. De bemanning tekende voor 3 jaar, d.w.z. 3 jaar in Azië, waarbij de heen- en terugreis niet waren meegerekend; administratief personeel voor vijf jaar en 'jongens' voor tien jaar. Men monsterde aan bij het Oost-Indisch Huis (elke Kamer had er een) waar men voor de 'commissie van aanmonstering' verscheen; hier ontving men de zeemanskist, twee maanden gage, de inhoud van de artikelbrief werd voorgelezen en de eed moest worden afgelegd. Tot de aankondiging van vertrek verbleef men op een logeeradres, om bij de tweede aanmonstering met plunjezak en kist naar het schip te worden gebracht: aanvankelijk op het IJ ten oosten van Amsterdam, later naar Texel. De verdiensten werden, minus de twee maanden gage vooraf, bijgeschreven in het scheepssoldijboek. Het loon werd aangevuld met verdiensten uit toegestane handel (voering), met eventueel buitgeld en met kost en inwoning. Na terugkomst in Nederland kon de zeevaarder zijn geld opnemen, minus de nog uitstaande rekeningen. Het was mogelijk jaarlijks drie maanden gage over te maken naar verwanten thuis. "Recht op voering" is het recht een deel van de laadruimte voor eigen handel te gebruiken; voorwaarden: de waarde van de handel mocht niet boven de twee maanden gage uitgaan, en het moest wel passen in de eigen zeemanskist (grootte naar functie). Gezien de grote winsten die er te behalen waren op de meegebrachte handel, zal het duidelijk zijn dat op vele manieren getracht werd onder de strikte voorwaarden uit te komen. De maaltijden aan boord vonden plaats 'achter de mast' aan de kajuitstafel en de lagere bemanning at 'voor de mast' uit bakken. De Scheepsraad op ieder schip bestond uit:
en indien er een commandeur, admiraal of vice-admiraal aanwezig was, werd deze de functie van voorzitter toebedeeld. Een Algemene Scheepsraad of Brede Raad was er in geval er twee of meer schepen onderweg waren, waarin zitting hadden de admiraal (commandeur), vice-admiraal, aantal kooplieden en schippers; later ook onderkooplieden en opperstuurlieden. Zie ook: Rechtspraak. De Dagelijkse Raad of Privé-Raad bevond zich op het admiraalsschip. Zie ook: Doos met papieren. |
VOC-Scheepstypen
Vele typen schepen zijn door de VOC gebruikt. Hieronder een opsomming van
deze verschillende soorten:
In 1687 besloten de Heeren XVII dat de brandspuit van het type van Jan van der Heyden standaard aanwezig moest zijn op de VOC-schepen:
Vanaf 1729 gold een resolutie van de Heeren XVII die de verplichte bewapening opsomde van VOC-schepen in oorlogstijd: o.a.:
In 1725 was de VOC-vloot op z'n grootst met 161 retourschepen. Het verlies aan schepen was op de heenreis naar Indië 3%, en de terugreis kwam op 5%. In de VOC-periode waren ca. 1700 schepen in de vaart; 246 gingen verloren door ongelukken of oorlog; de rest was opgevaren en werd gesloopt. In totaal werd 4789 keer uitgevaren naar de Oost. |
VOC-Scheepswerven
Elke Kamer van de VOC had zijn eigen
scheepswerf voor onderhoud en nieuwbouw.
Oostenburg
Middelburg Daarnaast had men voor reparatie en de bouw van kleinere schepen de beschikking over werven buiten de Republiek. De bekendste is 'Onrust', eiland voor de kust van Batavia. |
VOC-Soldaten
Uit Europa verscheepte de VOC ca. 330.00 mannen als soldaat naar Azië.
Gemiddeld kon de VOC over ca. 10.000 man beschikken als militair.
Hieronder waren vele Aziaten:
Vanaf 1663 gaf de VOC een wijk of perceel aan een bepaalde groep waar ze konden wonen; de leider van zo'n gemeenschap kreeg een officiersrang (vaak kapitein) en een vast salaris. De voordelen van dit systeem:
In 1688 werd dit systeem vastgelegd in een verordening. Maar al snel was er geen sprake meer van zuiver etnische groepen. Tijdens veldtochten werden de manschappen betaald, maar een keer terug moesten ze voorzien in hun eigen behoeften. 't Wangedrag en het rondzwerven werden tot een last. In het gevecht vormden de Aziaten de stormgroepen, terwijl de Europeanen hun voorzagen van rugdekking, met vuurwapens. |
VOC-Terugval
Een serie van redenen veroorzaakten in de 18e eeuw een achteruitgang van
de VOC.:
Verdere afloop:
|
VOC-Vaarten
Zie ook: Navigatie. |
VOC-Vestigingen
Zie ook: VOC-Locaties. |
VOC-Vlag
De
VOC maakte met haar vlag duidelijk wat haar territorium, haar gebouw of
haar schip was. In de rood-wit-blauwe (aanvankelijk oranje-wit-blauwe) vlag stond in de witte horizontale
baan het VOC-teken (pas in februari 1603 vastgesteld): een grote V, met door het linkerpootje een O, en door het
rechterpootje een C. Soms staat er boven een losse, kleinere letter;
deze staat voor de VOC-Kamer waar dat bepaalde schip toe behoorde: bijv.
de A van Amsterdam, of de E van Enkhuizen.
|
Volksraad 1918. Deze Raad had beperkte bevoegdheden; wel adviesrecht (kon ook niet anders: want het uiteindelijke gezag zetelde in Den Haag). De leden werden deels gekozen, en deels aangewezen door de Gouverneur-generaal; Beginidee v.w.b. de leden: 39 in totaal:
Uiteindelijk werd de verdeling:
Vanaf 1925 moest de Gouverneur-generaal de Volksraad consulteren bij belangrijke zaken.
Partijen in de Volksraad in 1936 waren:
|
Vollenhoven,
C. van (1874-1933), hoogleraar rechtswetenschap te Leiden van 1901
tot zijn overlijden in 1933.
Hij studeerde in Leiden rechten, Semitische talen en staatswetenschap. In 1901 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in "het adatrecht van Nederlandsch-Indië", en "het staats- en administratief recht van Nederlandsch-Indië". Zijn grootste bronnen van inspiratie waren persoon en werk van Hugo de Groot, en de bijbel. Hierdoor ijverde hij voor de zaak van het internationaal recht (hij sprak zelfs van een wereldstrijdmacht als uitvoerder van een rechtsorganisatie van de wereld) en van rechtsbedeling en staatkundige ontwikkeling in de Nederlandse koloniën. Vanaf 1906 verscheen zijn grote werk: "Het adatrecht van Nederlandsch-Indië", waarin het Indonesische eigene volgens hem ook moest doorklinken in de rechtspraak; de politiek moest hiervoor de ruimte scheppen. Door zijn werk en geschriften oefende hij inderdaad invloed uit op het regeringsbeleid. In 1907 en 1931-1932 maakte hij reizen door de archipel. In 1921 krijgt de Rechtshogeschool in Batavia een hoogleraar in het adatrecht. Van Vollenhoven was de leider van de Leidse progressieve richting, die de autonomie van Indonesië voorstond in een stapsgewijze ontwikkeling. Hij had veelvuldig contact met Indonesische studenten. De aanvallen van de conservatieve opleiding voor Indische ambtenaren van de Universiteit van Utrecht noemde hij in 1925: "De aanslag op Leiden". |
Voogdijgedachte begrip dat voor de eerste keer in een partijprogramma voorkwam in 1879, bij de ARP = Anti-Revolutionaire Partij van Abraham Kuyper; andere voorstanders van dit begrip: C.Th. van Deventer, H.H. van Kol en Pieter Brooshooft |
Vóórcompagnieën Deze compagnieën waren actief tot in 1602 de VOC werd opgericht. De activiteiten werden door het grote aantal Compagnieën versnipperd. Zo waren er o.a.de Compagnie van Verre (Houtman), Oude, Brabantse, Veerse, Middelburgse, 2x Rotterdamse, Magelhaanse en Delftse Compagnieën. Vóór einde 1601 hadden zij reeds 15 vloten (tezamen 65 schepen) naar Indië gestuurd. Om de krachten te bundelen kwam Johan van Oldebarneveldt tot oprichting van de VOC en verleenden de Staten-Generaal haar octrooi. Zie ook Eerste Expedities en VOC-Octrooi |
Voorkinderen: zie Europese mannen in Indië. |
Vorming van Indonesië na de soevereiniteitsoverdracht van 29 december 1949. Alle negara's (deelstaten) en daerahs hieven zich zelf vrij vlot op. Oost-Sumatra en Oost-Indonesië bleven nog over. De meeste weerstand tegen de Republiek was in Oost-Indonesië (De Grote Oost), waar de TNI (Tentara Nasional Indonesia) in april 1950 te Makassar een opstand beëindigde. Op 25 april 1950 wordt de onafhankelijke Republik Maluku Selatan (RMS) uitgeroepen (zie ook Molukken). President wordt J.H.Manuhutu, en Soumokil minister van Buitenlandse Zaken. Per 17 augustus 1950 hield de Verenigde Staten van Indonesië op te bestaan; het probleem van de RMS en de Molukken werd als een binnenlands probleem gezien. In oktober 1950 eindigde de opstand aldaar: Soumokil e.a. weken uit naar het eiland Ceram, waar een noodregering werd gevormd. Zie ook Islamitische opstanden. |
Vorstenlanden Verzamelnaam van vier historische staatjes in Midden-Java.
Onder Nederlands bewind voerden de vorsten tot op zekere hoogte een zelfstandig bestuur. Heden heeft alleen Djokjakarta (Yogyakarta) nog een bijzondere status |
Vrede
van Amiëns 1802 Deze vrede tussen Engeland en Frankrijk zou
slechts een korte wapenstilstand blijken te zijn tussen beide landen. In
de bepalingen stond dat Nederland zijn koloniën, zoals Zuid-Afrika,
terugkreeg, met uitzondering van Ceylon.
Zie ook: Wener Congres 1814-1815. |
Vreede, Mischa de (geb. 1936) lit. "Kind in kamp", "Selamet Merdeka"(een reportage) |
Vreemde Oosterling zie bij Nationaliteitsregelingen. |
Vrije burgers (Vrijburghers) konden zich in Nederlands-Indië pas echt vestigen na de Agrarische Wet van 1870. Wel waren ze welkom in Zuid-Afrika; een beperkte vorm van vrijburgers zien we op Banda: de perkeniers. Verder mochten ze zich vestigen op Mauritius, maar dat was geen succes. |
Vrijburghersopstand 1706: zie Zuid-Afrika |
Vrijmetselaarsloges in Nederlands-Indië en ander VOC-gebied: Loges buiten Nederlands-Indië:
Loges op Java:
Loge 'Ster van het Oosten'- Batavia vanaf 1934.
Loges op Sumatra:
Loge op Celebes:
Loge op Nieuw-Guinea:
Ambulante loges werkten aan boord van schepen of bij de krijgsmacht te lande, zoals 'De Goede Hoop' (1798) en de 'Militaire Broederschap'. Verder ontstond in 1945 de veldloge 'De Beproeving' in het Baroskamp in Tjimahi bij Bandoeng. Over de organisatie:
De Vrijmetselarij trok geen grote mensenmassa's: het grootste ledental bedroeg 1509 in het jaar 1923. Wel waren het niet bepaald de minsten in de maatschappij die zich aansloten; om een aantal te noemen:
|
Vrijzwart was in Zuid-Afrika de benaming voor een slaaf die was vrijgekomen of vrijgekocht. |
Vrouwenimmigratie, zie bij: Europese vrouwen in Indië. |
Vulkanen ca. 70 zijn nog actief in geheel Indonesië. Op Java: 121 vulkaankegels, ca. 30 actief; I.v.m. een hoog zuurgehalte (basisch en rijk aan oplosbare plantvoedingsstoffen) is het eruptiemateriaal zeer vruchtbaar voor het land. Hieronder staan de vulkanen in Indonesië, met indien bekend, het jaartal van laatste uitbarsting. Tevens zijn eventuele bijzonderheden vermeld.
Zie ook: Lahar. |
Vuyck, Beb (1905-1991) lit. "Kampboekdag", "Het laatste huis van de wereld", "Het hout van Bara", en Verzameld Werk |
Terug naar de startpagina |